OUDE BONNETJES

3 juli 2002

kast D

Had ik niet al eens geschreven dat mijn ouders ook graag van alles bewaren? Ik zal geen beschrijving geven van mijn vaders werkkamer, want woorden zouden te kort schieten. Toch moet er af en toe opgeruimd worden, vinden ook mijn ouders. Niet lang geleden heb ik met mijn moeder een deel van de zolder opgeruimd. Daarbij zijn na lang wikken en wegen zelfs verschillende dingen weggegooid! De beschermhoesjes tegen de regen die je om je benen kon doen, en die mijn moeder vóór de oorlog droeg als ze naar de HBS fietste, waarvan de leren riempjes weerbarstig geworden waren, de gespjes verroest, de ooit waterdichte stof halfverteerd, ja, die vreemde nauwelijks herkenbare voorwerpen uit een ver verleden zijn de vuilniszak ingegaan. Met moeite, dat geef ik toe.

Mijn vader heeft onlangs zijn ordners met financiële zaken opgeruimd. (ik schreef deze tekst in 2002, mijn vader is in 2009 overleden). Moet je zulke dingen niet tien jaar bewaren? Er zaten bonnetjes bij uit 1949.

Laatst vroeg ik aan een officiële archivaris -het ging om het papieren archief van het filmproductiebedrijf Studio Nieuwe Gronden- of het niet leuk was om ook de bonnetjes te bewaren. Maar nee. Dat was niet leuk.

Die konden weg. Dat bevestigt me in de gedachte dat je zoiets dus vooral niet weg moet gooien. Als iedereen vindt dat je iets weg moet gooien, dan moet er toch nog iemand zijn die het bewaart?

De bonnetjes van mijn vader tonen een wereld van lang geleden. Natuurlijk, trivialia. Maar juist die brengen soms geschiedenis dichter bij dan de grote gebeurtenissen. Ieder bonnetje is een verhaal.